beijzelen
- be·ij·ze·len
- denominatief van ijzel met het voorvoegsel be-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beijzelen |
beijzelde |
beijzeld |
zwak -d | volledig |
- ergatief (meteorologie) met ijzel bedekt raken
- Toen wij na die vreselijk koude nacht opstonden, vonden we dat heel onze tent beijzeld was.
- Het woord beijzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.