• be·huwd·va·ders

de behuwdvadersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord behuwdvader
     (…) — bloedverwanten verzaakten hunne bloedverwanten, schoonzonen hunne behuwdvaders, slaven, zelfs onder het pijnigen, hunne meesters niet; (…)[1]
  1.   Weblink bron
    M.C. van Hall
    Redevoering over het wijsgeerige en karaktermatige van Tacitus als geschiedsschrijver in:
    N.G. van Kampen (ed.)
    Magazijn voor wetenschappen, kunsten en letteren, jrg. 1 deel 6 (1826), P. Meyer Warnars, Amsterdam, p. 19