• be·houd voor
vervoeging van
voorbehouden

behoud voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehouden
    • Ik behoud voor. 
  2. gebiedende wijs van voorbehouden
    • Behoud voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbehouden
    • Behoud je voor?