• be·hoef·ti·ge

behoeftige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van behoeftig
     Met de begroting in de hand als onderpand wil de Europese Commissie, tegen gunstige rente, geld lenen op de kapitaalmarkten voor een wederopbouwfonds. Geld dat vervolgens door behoeftige lidstaten in Brussel kan worden geleend of verkregen.[1]
     Op de schutterij in de wijk was volop gelegenheid om te netwerken wat voordelig kon zijn voor het werk buiten de schutterij. Ook was er vaak een 'armenkas' om behoeftige en zieke leden te ondersteunen.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord behoeftige behoeftigen
verkleinwoord

de behoeftigev / m

  1. persoon die aangewezen is op met name financiële hulp van anderen
    • In Ghana wonen meer behoeftigen dan in Nederland. 
  1.   Weblink bron “EU-voorstel: grote bedrijven moeten meebetalen aan herstel coronacrisis” (27-05-2020), NOS
  2.   Weblink bron
    STEF GERAETS
    “12.000 schutters bijeen in Neer, maar wat zijn schutters eigenlijk?” (18-08-2018), NOS