• be·ge·leid·den
vervoeging van
begeleiden

begeleidden

  1. meervoud verleden tijd van begeleiden
    • Wij begeleidden. 
    • Jullie begeleidden. 
    • Zij begeleidden. 
     Hij stak een sigaret op en inhaleerde diep. ‘Wat een onvoorstelbare bende. ’ Grijze slierten begeleidden zijn hartgrondige klaagzang.[1]