• be·ga
vervoeging van
begaan

bega

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaan
    • Ik bega. 
  2. gebiedende wijs van begaan
    • Bega! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begaan
    • Bega je? 
  4. aanvoegende wijs van begaan



enkelvoud meervoud
bega beghe

bega v

  1. ruzie