beduchte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·duch·te
Werkwoord
vervoeging van: | beduchten… |
beduchte
Bijvoeglijk naamwoord
beduchte
- verbogen vorm van de stellende trap van beducht
vervoeging van: | beduchten… |
verbogen vorm: | beduchtee |
beduchte
beduchte