beauf
- (verkorting) van beau-frère
beauf m
- (spreektaal) zwager
- «Le beauf veut m'emprunter l'aspirateur mais j'ai refusé: ça fait un an qu' il a ma PlayStation!»
- Mijn zwager wil de stofzuiger lenen, maar ik heb geweigerd: hij heeft nu al een jaar mijn PlayStation! [1]
- «Le beauf veut m'emprunter l'aspirateur mais j'ai refusé: ça fait un an qu' il a ma PlayStation!»
- (spreektaal) lomperd, vulgair, bekrompen en soms racistisch persoon [1]
- «Nogrette, il avait une touche de beauf, de voyoucrate, me raconte Mohand Hadjaz, ancien ouvrier de Renault, cégétiste. Mais il avait aussi un côté prolo, titi parisien, rigolard.»[2]„Nogrette, hij had iets weg van een lomperd, van een boef.”, vertelde Mohand Hadjaz me, voormalig Renault-arbeider, vakbondsman. Maar hij deed je ook denken aan een proleet, een vrolijke, Parijse straatschoffie.
- «Nogrette, il avait une touche de beauf, de voyoucrate, me raconte Mohand Hadjaz, ancien ouvrier de Renault, cégétiste. Mais il avait aussi un côté prolo, titi parisien, rigolard.»[2]
beauf
- (spreektaal) boers, bekrompen, niet verfijnd
- ↑ 1,0 1,1 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 25
- ↑ Morgan Sportes“Ils ont tué Pierre Overney”, Grasset (2008)