• be·ar·gu·men·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beargumenteren
beargumenteerde
beargumenteerd
zwak -d volledig

beargumenteren

  1. overgankelijk met argumenten onderbouwen
    • Dat is in dat stuk eigenlijk nooit goed beargumenteerd. 
    • De intuïtieve gedachte is dat een groeiende bevolking de voedselzekerheid en de welvaart verlaagt, maar het tegenovergestelde kan evenzogoed worden beargumenteerd. [1] 
     Ze beargumenteren op basis van hun onderzoeken onder meer dat je voor economische groei in een land vaak politieke stabiliteit nodig hebt.[2]
  1. Volkskrant Hidde Boersma18 januari 2019 Bevolkingsgroei maakt een welvarend en groen Afrika mogelijk
  2.   Weblink bron “Nobelprijs Economie voor onderzoek naar verschillen in welvaart tussen landen” (14-10-2024), NOS