Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • balk aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanbalken

balk (...) aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbalken
    • Ik balk aan. 
  2. gebiedende wijs van aanbalken
    • Balk aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanbalken
    • Balk je aan? 

Gangbaarheid