• bal·de
vervoeging van
ballen

balde

  1. enkelvoud verleden tijd van ballen
    • Ik balde. 
    • Jij balde. 
    • Hij, zij, het balde. 
     Ook hij balde zijn rechtervuist, maar zijn linkerhand wees daarentegen onverbiddelijk naar de middenstip.[1]


vervoeging van
baldar

balde

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar


balde

  1. emmer