balde
- bal·de
vervoeging van |
---|
ballen |
balde
- enkelvoud verleden tijd van ballen
- Ik balde.
- Jij balde.
- Hij, zij, het balde.
- Ik balde.
- ▸ Ook hij balde zijn rechtervuist, maar zijn linkerhand wees daarentegen onverbiddelijk naar de middenstip.[1]
- Het woord balde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
baldar |
balde
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van baldar
balde