bacily
- IPA: /batsɪlɪ/
- ba·ci·ly
bacily
- accusatief meervoud van bacil
- instrumentalis meervoud van bacil
bacily
- nominatief meervoud van bacil
- accusatief meervoud van bacil
- instrumentalis meervoud van bacil
bacily
- onbezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord bacit
- vrouwelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het perfectieve werkwoord bacit
- onbezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord bacit
- vrouwelijk meervoud actief deelwoord van het perfectieve werkwoord bacit