Nederlands

 
bacchante
Uitspraak
Woordafbreking
  • bac·chan·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bacchante bacchantes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bacchantev

  1. priesteres van Bacchus
  2. vrouw die deelneemt aan een woest feest
  3. schaamteloze, dronken vrouw

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be