bào

  1. schaaf: stuk handgereedschap voor houtbewerking
    Có nhiều thứ bào có lưỡi to nhỏ khác nhau. – Er zijn veel schaven met verschillende, grote of kleine, lemmeten.
    dăm bào – schaafsel
  2. gewaad met wijde mouwen zoals dat in vroeger tijden werd gedragen
    Giọt châu thánh thót thấm bào. (Truyen Kieu) – Tranen druppelen in het gewaad.

bào

  1. schaven: glad maken met een schaaf
    Mặt bàn này chưa bào được thực nhẵn. – Het oppervlak van deze tafel is nog niet echt gladgeschaafd.
  2. terroriseren, veel pijn doen
    Sinh càng thảm thiết khát khao, như nung gan sắt như bào lòng son. (Truyen Kieu) – Hij verlangde steeds heviger, alsof zijn ingewanden brandden, alsof bij trouwe hart werd gepijnigd.
    ruột như bào – een steek in het hart voelen