Italiaans

Uitspraak
  • IPA: /ˌau̯.to.di.ˈkiː.ja/
Woordafbreking
  • au·to·di·chi·a
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
autodichia autodichie

Zelfstandig naamwoord

autodichia v

  1. (juridisch) de bevoegdheid van het Parlement om te oordelen in geschillen die zijn eigen werknemers betreffen