Nederlands

 
[1] vlinder
 
[2] kwal
Uitspraak
Woordafbreking
  • au·re·lia
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aurelia aurelia's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aureliav / m

  1. Nymphalidae   soort vlinder met goudkleurige vleugels
    • ,,Brandnetels zijn niet per se de planten waaraan je als eerste denkt bij een vlindervriendelijke tuin. Maar hierdoor krijg je mooie vlinders in de tuin, zoals de dagpauwoog, de kleine vos en de gehakkelde aurelia. Als je liever niet met je voeten in de brandnetels staat, kun je ze ook in potten doen. Bij een grotere tuin kun je ze gewoon in een hoek laten groeien.” [3] 
    • Het bont zandoogje voelt zich zo op zijn gemak in tuinen dat hij inmiddels op achtste plaats staat in de lijst van meestvoorkomende tuinvlindersoorten. Het klein koolwitje laat zich het vaakst zien in Nederlandse tuinen, gevolgd door atalanta, dagpauwoog, kleine vos, groot koolwitje, citroenvlinder, boomblauwtje, bont zandoogje, gehakkelde aurelia en distelvlinder. [4] 

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen