• ar·res·ten

de arrestenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord arrest


  • ar·res·ten
Naar frequentie 15587

arresten

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van arrest


  • ar·res·ten
Naar frequentie 10315

arresten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van arrest


  • ar·res·ten

arresten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van arrest


vervoeging van
arrestar

arresten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van arrestar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van arrestar