annonceren
- Geluid: annonceren (hulp, bestand)
- an·non·ce·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aankondigen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- uit het Frans met het achtervoegsel -eren
annonceren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
annonceren |
annonceerde |
geannonceerd |
zwak -d | volledig |
- bekend maken
- (kookkunst) voorlezen van de bestelbon in de keuken om misverstanden te voorkomen
- verkondigen
- Het woord annonceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "annonceren" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "annonceren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be