ambiërend

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ambiërend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• am·bi·e·rend

Werkwoord

vervoeging van:	ambiëren
verbogen vorm:	ambiërende

ambiërend

1. onvoltooid deelwoord van ambiëren

Gangbaarheid

• Het woord ambiërend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.