alzaprima
- al·za·pri·ma
enkelvoud | meervoud |
---|---|
alzaprima | alzaprimas |
alzaprima v
- alzaprima in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
vervoeging van |
---|
alzaprimar |
alzaprima
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van alzaprimar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van alzaprimar