als duiveltjes uit een doosje

  • als dui·vel·tjes uit een doos·je

de als duiveltjes uit een doosjemv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord als een duiveltje uit een doosje
    • Hiermee wil niets kwaads gezegd zijn van deze jongelui die, hoezeer van wezenlijke belangstelling voor kunst en cultuur gespeend, aardig, inschikkelijk en een beetje warhoofdig zijn. Gelukkig voor hun opvoeders komen zij al gauw op hun pootjes terecht en verdwijnen in het niet, waaruit zij te voorschijn kwamen als goedaardige duiveltjes uit een doosje. [1]
  • De frase met "als.." vervult eigenlijk de rol van een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord. Zij wordt vanwege de verbuigingsmogelijkheid als zelfstandig naamwoord behandeld (dus eigenlijk zonder "als") behandeld.