1. Een mand met alpenbloemen op een schilderij van Sophie Dahn-Fries  .
  • al·pen·bloe·men

de alpenbloemenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord alpenbloem
     Daar, tussen alpenbloemen, watervallen, gletsjers en koeien met rinkelende bellen, gaven we ons échte jodelconcert.[1]
  1. Reinildis van Ditzhuyzen
    “Van borst- naar kopstem en terug” (19 juli 2007) op nrc.nl