almeeën
- al·meeën, al·mee·en
- almee met uitgang -en
de almeeën mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord almee
- Verder een danstempel, waar bevallige almeeën en Aïssasous haar kunst ten beste geven. [1]
- Het woord 'almeeën' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Hoven, T."Parijsche sprokkelingen" in: De Huisvriend. Nieuwe serie. jrg. 2 nr. 41 (11 augustus 1900) H.A.M. Roelants, Schiedam; p. 326; geraadpleegd 2019-09-10