allergrootste
- al·ler·groot·ste
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | allergrootste | allergrootsten |
verkleinwoord |
- iemand die het grootst of het meest belangrijk is
- Zij behoort tot de allergrootsten in de schrijverswereld.
- Alleen de allergrootsten kunnen bij de bovenste plank van de boekenkast.
allergrootste
- verbogen vorm van de stellende trap van allergrootst
- ▸ Nog een lijn die refereerde aan haar allergrootste verdriet kon te veel van het trieste zijn.[1]
- Het woord allergrootste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.