allerbelangrijkste

  • al·ler·be·lang·rijk·ste

allerbelangrijkste

  1. verbogen vorm van de overtreffende trap van belangrijk
     Het allerbelangrijkste deel van het lichaam is het deel dat pijn doet.[1]


enkelvoud meervoud
naamwoord allerbelangrijkste allerbelangrijksten
verkleinwoord

de allerbelangrijkstev / m [2]

  1. persoon die van zeer groot belang is
     Sigmund zal daarbij iets zeggen tegen de allerbelangrijksten.[3]


  1. “Schildpadden tot in het oneindige” (2017), Gottmer  , ISBN 9789025768652
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Victoria Holt
    “De Engelse gouvernante” (1981), Saga, ISBN 9788726484823