• al·ler·aar·dig·ste

alleráárdigste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van alleraardigst
    • In het oude centrum kun je veel huizen met alleraardigste gevels vinden. 
     " Was dat niet lief?' 'Hij zegt inderdaad alleraardigste dingen,' gaf Rachel toe.[1]
     Hebt u Alan ontmoet? Alleraardigste man, nietwaar? Met wie van de twee praatte u liever?' 'Goed beschouwd zou ik zeggen: met Alan.[2]

álleraardigste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van alleraardigst
    • Omdat hij haar vriendelijk hielp de poes weer in het reismandje te lokken, vond ze hem de alleraardigste conducteur die ze ooit had ontmoet. 


  1. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeve zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892
  2. “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 902451990X