Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ge·stem·de

Bijvoeglijk naamwoord

afgestemde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van afgestemd

Werkwoord

vervoeging van: afstemmen…
verbogen vorm: afgestemdee

afgestemde

  1. verbogen vorm van afgestemd, voltooid deelwoord van afstemmen

Gangbaarheid