Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ae·ro·naut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aeronaut aeronauten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de aeronautm

  1. (luchtvaart) bestuurder van een luchtvaartuig, vliegenier

Gangbaarheid

59 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen