acquiesce
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to acquiesce |
he/she/it | acquiesces |
verleden tijd | acquiesced |
voltooid deelwoord |
acquiesced |
onvoltooid deelwoord |
acquiescing |
gebiedende wijs | acquiesce |
acquiesce
- zich ergens — al dan niet met tegenzin — bij neerleggen, iets laten rusten
vervoeging van |
---|
acquiescer |
acquiesce
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van acquiescer
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van acquiescer
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van acquiescer