acquiesces

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van (to) acquiesce


vervoeging van
acquiescer

acquiesces

  1. tweede persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van acquiescer
  2. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van acquiescer