acondicionar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
acondicionar |
acondicionaba |
acondicionado |
volledig |
acondicionar
- a·con·di·cio·nar
- overgankelijk
- klaarmaken, geschikt maken, in orde maken, in gereedheid brengen
- [1] arreglar