• ach·ter·na·rij·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
achternarijden
reed achterna
achternagereden
klasse 1 volledig

achternarijden

  1. overgankelijk iemand in een voertuig volgen
    • Hij werd door de mannen achternagereden tot aan zijn huis en daar in elkaar geslagen. 
  2. ergatief iemand in een voertuig volgen
    • Hij was hem achternagereden maar in de drukte raakte hij hem kwijt.