• ach·ter·dij·ken

de achterdijkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord achterdijk
     Het systeem van dijkaanleg bestond uit het verhogen c.q. versterken van de langs de rivier gelegen oeverwalgronden en de aanleg van dwarsdijken (sytwenden) haaks op de oeverwal of rivierdijk en van achterdijken (beringen) die tezamen het water uit de kommen moesten weren.[1]
  1.   Weblink bron
    A.G. Schulte
    “Het Rijk van Nijmegen. Oostelijk gedeelte en de Duffelt.” (1983), Staatsuitgeverij, Den Haag / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist, ISBN 90 12 04267 4, p. 4