accidente
- IPA: /ak.siˈðen.te/
- ac·ci·den·te
enkelvoud | meervoud |
---|---|
accidente | accidentes |
accidente m
- [1] desgracia
vervoeging van |
---|
accidentar |
accidente
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van accidentar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van accidentar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van accidentar