• IPA: /a.βa.ɾaˈxaɾ/
  • a·ba·ra·jar

abarajar

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abarajar
abarajaba
abarajado
volledig
  1. overgankelijk (zuidelijk Zuid-Amerika) een mep uitdelen, een klap verkopen