• aar·spil·len

de aarspillenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord aarspil
     De brandsporen liggen vrij tussen de kafjes en verstuiven; de kale aarspillen, die vaak boven het rijpend gewas uitsteken, blijven over.[1]
  1.   Weblink bron “Overzicht van de belangrijkste ziekten en plagen van landbouwgewassen en hun bestrijding”, 9e druk, Plantenziektenkundige Dienst, Wageningen, p. 51