Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·munt·ten

Werkwoord

vervoeging van
aanmunten

aanmuntten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanmunten
    • ...dat wij aanmuntten. 
    • ...dat jullie aanmuntten. 
    • ...dat zij aanmuntten.