aanhobbelen
- Geluid: aanhobbelen (hulp, bestand)
- aan·hob·be·len
- samenstelling van aan bw en hobbelen ww
aanhobbelen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanhobbelen |
hobbelde aan |
aangehobbeld |
zwak -d | volledig |
- met een schommelende beweging dichterbij komen
- willoos, kritiekloos en gedwee achter iets of iemand aanlopen
- ▸ Weg met de Twentse bescheidenheid! De aanhangers van de Vrije Republiek Twente (VRT) prediken meer daadkracht en zelfbewustzijn. Vanaf nu bepaalt Twente haar eigen toekomst. 'Jammer, maar we gaan niet meer als een loopse teef achter Den Haag aanhobbelen.[1]
- ▸ 'Ik denk dat de denkkracht en creativiteit van Nederland erg nodig zijn in deze fase. We moeten niet achter de uitkomst van toppen van Frankrijk en Duitsland aanhobbelen, maar zelf het voortouw nemen met eigen ideeën en voorstellen.'[2]
- Het woord aanhobbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Glorieus falen in Vrije Republiek Twente” (29-11-2007), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Kok: Nederland moet voortouw nemen in eurozone” (25-08-2011), Tubantia