Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·gaap·te

Werkwoord

vervoeging van
aangapen

aangaapte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aangapen
    • ... dat ik aangaapte. 
    • ... dat jij aangaapte. 
    • ... dat hij, zij, het aangaapte. 

Gangbaarheid