aanblaften
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanblaften (hulp, bestand)
- IPA: / ˈamblɑftə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·blaf·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanblaffen |
aanblaften
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanblaffen
- ...dat wij aanblaften.
- ...dat jullie aanblaften.
- ...dat zij aanblaften.
- ...dat wij aanblaften.
Gangbaarheid
- Het woord 'aanblaften' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.