aanbiddende
- Geluid: aanbiddende (hulp, bestand)
- aan·bid·den·de
vervoeging van: | aanbidden |
aanbiddende
- verbogen vorm van aanbiddend, het onvoltooid deelwoord van aanbidden
- ▸ Ik had een knappe, jonge, mij aanbiddende echtgenoot, die niet voortdurend klaar hoefde te staan om een andere vrouw op haar wenken te bedienen.[1]
- Het woord aanbiddende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Victoria Holt“In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885