ds.
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ds.
Woordherkomst en -opbouw
- (afkorting) van dominus "heer" uit het Latijn als titel voor predikant, voorganger in protestantse kerk, de Latijnse aanspreekvorm domine werd in het Nederlands dominee
Zelfstandig naamwoord
- titel van een dominee, wordt geschreven voor de naam
- Het is nog maar de vraag of ik bij ds. Jansen blijf kerken.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord ds. staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.