Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Pa·ra·ma·ri·bo·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Paramaribose Paramaribosen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Paramaribosev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Paramaribo, of een vrouw afkomstig uit Paramaribo
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Paramaribose

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Paramariboos

Gangbaarheid