Noord-Amerikaanse

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Noord-Ame·ri·kaan·se
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Noord-Amerikaanse Noord-Amerikaansen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de Noord-Amerikaansev

  1. (demoniem) een vrouwelijke inwoner van Noord-Amerika
     Oranje voetbalde tegen Canada, de nummer 3 van de Olympische Spelen van 2012, uitstekend maar verzuimde te scoren. Christine Sinclair deed dat wel. Ze strafte vlak voor rust een fout in de Nederlandse defensie genadeloos af, 0-1. Het was de enige kans die de Noord-Amerikaansen kregen.[1]
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

Noord-Amerikaanse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van Noord-Amerikaans

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Oranje-vrouwen verliezen van Canada” (11 maart 2013) op gelderlander.nl