Fijiaans

Uitspraak
  • IPA: /lo.tu.ˈle.βu/
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van lotu ("kerk") en levu ("kerk"). Zo genoemd omdat de missionarissen halverwege de week een grote eredienst hielden.[1]

Zelfstandig naamwoord

Lotulevu

  1. donderdag


Dagen in het Fijiaans
Moniti
maandag
Tusiti
dinsdag
Vukelulu
woensdag
Lotulevu
donderdag
Vakaraubuka
vrijdag
Vakarauwai
zaterdag
Sigatabu
zondag


Verwijzingen

  1. R. M. W. Dixon (1988), A Grammar of Boumaa Fijian (Chicago: The University of Chicago Press), p. 166.