• Egyp·te·naars

de Egyptenaarsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord Egyptenaar
    • En het geschiedde, als Abram in Egypte kwam, dat de Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer schoon was. [1]
  1. Bijbel, Statenvertaling Genesis 12:14; geraadpleegd 2014-02-17