• Ant·wad·de
  • Pennsylvania-Duitse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel ant-

Antwadde

  1. vrouwelijk meervoud van Antwatt
    «Der Keenichsoh froogt die Eschputtel viele Frooge, awwer die gebt ihn ken Antwadde
    De koningszoon vraagt Assepoester veel vragen, maar ze geeft hem geen antwoorden.