Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Amo·ni·ti·sche
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

Amonitische

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) vrouwelijk lid van het volk Ammon (2×: 1 Kon. 11:1, Neh. 13:23)
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen