-oche m

  1. vormt een zelfstandig of bijvoeglijk naamwoord, met de connotatie:
    1. (pejoratief), bijv. bidoche '(slecht) vlees', clodoche 'dronkelap'
    2. (familiair), bijv. téloche 'televisie, buis', fastoche 'gemakkelijk, (een) makkie', avertoche 'waarschuwinkje'