zwijntje
- zwijn·tje
- In de betekenis van ‘(gestolen) fiets’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1]
het zwijntje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zwijn
- dim. tant. (gestolen) fiets
- Het woord zwijntje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwijntje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "zwijntje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be